القائمة
Het Vee
6.101. Wondere Schepper der hemelen en der aarde. Hoe kan Hij een zoon hebben, wanneer Hij geen gemalin heeft? Hij heeft alles geschapen, en Hij is de Kenner van alle dingen.
6.102. Zo is Allah, uw Heer. Er is geen God naast Hem, (Hij is) de Schepper aller dingen, aanbidt Hem Want Hij is de Voogd over alles.
6.103. Ogen kunnen Hem niet bereiken, maar Hij bereikt de ogen. Want Hij is de Ontastbare, de Alwetende.
6.104. Er zijn inderdaad bewijzen van uw Heer tot u gekomen, wie dus ziet het is voor hemzelf en wie blind wordt het is tegen hemzelf. En ik ben geen bewaker over u.
6."105. En zo zetten Wij de tekenen uiteen, zodat zij zeggen: ""Gij hebt het geleerd (van iemand)"", en opdat Wij het aan een volk dat kennis heeft, mogen duidelijk maken."
6.106. Volg, hetgeen u van uw Heer is geopenbaard: er is geen God naast Hem, en wend u van de afgodendienaren af.
6.107. En als Allah had gewild, zouden zij geen goden hebben opgericht. Wij hebben u (de Profeet) geen bewaker over hen gemaakt, noch zijt gij voogd over hen.
6.108. En scheldt degenen, die zij naast Allah aanroepen niet uit, anders zullen zij uit nijd in hun onwetendheid Allah uitschelden. Zo hebben Wij voor elk volk hun daden schoon doen schijnen. Dan zullen zij tot hun Heer terugkeren en Hij zal hen inlichten over hetgeen zij plachten te doen.
6."109. En zij zweren hun sterkste eden bij Allah, dat, indien er een teken tot hen zou komen, zij er gewis in zouden geloven. Zeg: ""Voorzeker, de tekenen zijn bij Allah."" En wat weet gij: Wanneer de tekenen komen, zullen zij stellig niet geloven."
6.110. En Wij zullen hun hart en ogen in verwarring brengen, omdat zij er voor de eerste keer niet in geloofden en Wij zullen hen in hun overtreding blindelings laten dwalen.
6.111. En zelfs al zonden Wij engelen tot hen neder en al spraken de doden tot hen en Wij verzamelden voor hen alle dingen van aangezicht tot aangezicht, zij zouden er niet in geloven, tenzij Allah dit wilde. Maar de meesten hunner gedragen zich onwetend.
6.112. Op dezelfde wijze hebben Wij een vijand voor elke profeet gemaakt, bozen van onder de mensen en de djinn. Zij fluisteren elkander vergulde woorden in om te bedriegen - en als uw Heer had gewild, zouden zij het niet hebben gedaan, laat hen daarom met rust met hetgeen zij verzinnen.
6.113. En opdat de harten dergenen die niet in het Hiernamaals geloven er zich toe neigen en zij er tevreden mee mogen zijn en dat zij mogen verdienen hetgeen zij willen verdienen.
6.114. Zal ik als rechter iemand anders zoeken dan Allah, terwijl Hij het is, Die u het Boek heeft nedergezonden dat uitvoerig is verklaard? En degenen, wie Wij het Boek gaven weten dat het van uw Heer is nedergezonden met de waarheid, behoort daarom niet tot degenen die twijfelen.
6.115. En het woord van uw Heer is in waarheid en rechtvaardigheid vervuld. Niemand kan Zijn woorden veranderen, Hij is de Alhorende, de Alwetende.
6.116. En als gij het merendeel dergenen die op aarde zijn, volgt, zullen zij u van Allah's weg doen afdwalen. Zij volgen slechts vermoedens en zij doen niets dan gissen.
6.117. Voorzeker, uw Heer weet het beste wie van Zijn weg afdwaalt en Hij kent degenen, die recht geleid zijn.
6.118. Eet daarom van hetgeen waarover de naam van Allah is uitgesproken als gij in Zijn tekenen gelooft.
6.119. En welke reden hebt gij, dat gij niet van datgene zoudt eten, waarover de naam van Allah is uitgesproken, terwijl Hij u reeds heeft uitgelegd wat Hij u heeft verboden, - met uitzondering van datgene waartoe gij gedwongen zijt. En voorzeker, velen misleiden door hun boze neigingen zonder kennis. Waarlijk, uw Heer kent de overtreders het beste.
6.120. En schuwt openlijke, alsmede geheime zonden. Gewis, degenen die zonden begaan, zal voor hetgeen zij doen, worden vergolden.
ابحث في القرآن
الذهاب الى السور
الذهاب الى الآيات