القائمة
De Profeten
21."61. Zij zeiden: ""Brengt hem dan voor de ogen des volks, opdat zij kunnen getuigen."""
21."62. Zij vroegen: ""Hebt gij dit onze Goden aangedaan, o Abraham?"""
21."63. Hij antwoordde: ""Iemand heeft het gedaan, dit is de grootste van hen. Vraagt hen of zij kunnen spreken."""
21."64. Toen kwamen zij tot inkeer en zeiden (bij zichzelf) ""Gij zijt zelf de boosdoeners."""
21."65. En zij lieten (beschaamd) het hoofd hangen, ""Gij weet wel dat deze niet kunnen spreken."""
21."66. Hij zeide: ""Aanbidt gij dan in plaats van Allah datgene wat u geenszins kan baten noch schaden?"""
21.67. Schande over u en over hetgeen gij buiten Allah aanbidt. Hebt gij dan geen verstand?
21."68. Zij zeiden: ""Verbrandt hem en helpt uw goden indien gij iets wilt doen."""
21."69. Wij zeiden: ""O vuur, wees koel en onschadelijk voor Abraham."""
21.70. En zij wensten hem kwaad te doen doch Wij deden hen de grootste verliezers zijn.
21.71. En Wij redden hem en Lot en voerden hen naar het land dat Wij zegenden voor alle volkeren.
21.72. En Wij schonken hem Izaäk en Jacob als kleinzoon en Wij maakten hen allen rechtvaardig.
21.73. En Wij maakten hen tot leiders die de mensen leidden op Ons bevel en Wij zonden een Openbaring tot hen, die aanspoorde, goede werken te doen, het gebed te onderhouden en aalmoezen te geven. En zij aanbaden Ons alleen.
21.74. En aan Lot schonken Wij wijsheid en kennis. En Wij bevrijdden hem uit de stad die gruwelijk handelde. Zij waren inderdaad een boos en opstandig volk.
21.75. En Wij namen hem in Onze barmhartigheid op, want hij was een der rechtvaardigen.
21.76. En toen Noach voordien riep, verhoorden Wij zijn gebed en redden hem en zijn gezin uit de grote ramp.
21.77. En Wij stonden hem bij tegen degenen die Onze tekenen verloochenden. Zij waren voorzeker een slecht volk, derhalve verdronken Wij hen allen.
21.78. En toen David en Salomo rechtspraken betreffende het veld waar de geiten van zekere mensen bij nacht graasden, waren Wij Getuige van hun oordeel.
21.79. Wij schonken Salomo begrip van de zaak en aan elk hunner schonken Wij wijsheid en kennis. En Wij noopten de bergen en de vogels om samen met David Gods heerlijkheid te loven. En Wij waren het, Die dat deden.
21.80. En Wij leerden hem de kunst, maliënkolders voor u te maken, opdat deze u zouden beschermen tegen aanvallen. Zult gij dan niet erkentelijk zijn?
ابحث في القرآن
الذهاب الى السور
الذهاب الى الآيات